In een rustige landelijke omgeving bevindt een man, laten we hem A noemen, zich aan de zijkant van een onverharde weg. Hij wenst de weg over te steken naar de overzijde. Terwijl hij op het punt staat over te steken, merkt hij een auto op, die we B noemen, die van een afstand over dezelfde onverharde weg nadert.
Beide partijen hebben hun eigen bestemming en doel voor ogen. A wil graag veilig de overkant bereiken zonder de weggebruikers te hinderen, terwijl B zijn reis wil voortzetten zonder onnodige obstakels.
Hierbij komt de vraag op: In deze situatie, wie heeft voorrang? A (de voetganger) die de weg wil oversteken, of B (de auto) die over de onverharde weg rijdt?
Lees het antwoord op de volgende pagina….