De barre winterperiode van eind jaren ’70 staat bij veel mensen in het geheugen gegraveerd als uitermate streng en grillig. In Nederland, met name tijdens de wintermaanden van 1978 op 1979, werd het land geconfronteerd met een weerbeeld dat heen en weer slingerde tussen dooiaanvallen en intense kou. Het was deze opeenvolging van weersveranderingen die zorgde voor buitengewone en moeilijke condities, die diepe sporen achterlieten bij hen die deze winter hebben doorstaan.
In deze tijd was er een opmerkelijke verstoring van zowel het wegverkeer als de luchtvaart, als gevolg van een meedogenloze combinatie van ijzel en hevige sneeuwstormen. Met name de drie noordelijke provincies – Friesland, Groningen en Drenthe – kregen te maken met extreem zware impact. Treinverbindingen moesten fors worden ingeperkt, grotendeels te wijten aan de problemen met stuifsneeuw. Het was zo heftig dat dorpen op het platteland volledig afgesloten raakten van de buitenwereld, te midden van metershoge sneeuwduinen, door de wind opgestuwd. Deze situatie leidde ertoe dat gehele gemeenschappen als het ware op een eiland kwamen te zitten, zonder contact met de rest van de samenleving.
Lees verder op de volgende pagina…