In de jaren ’60 en ’70 was het heel gewoon dat kinderen buiten speelden totdat het donker werd. Overdag zwierven kinderen vrij rond zonder veel toezicht van hun ouders. Ze vulden hun uren met rennen door de buurt en het spelen van spelletjes als tikkertje, verstoppertje of hinkelen. Wanneer de straatverlichting aansprong, wisten ze dat het tijd was om naar huis te gaan.
Een andere geliefde bezigheid, vooral bij meisjes, was touwtje springen. Ze deden dit alleen of samen met anderen, vaak terwijl ze zangversjes opzegden. Elastieken, ook wel bekend als “elastiekjes”, was ook erg geliefd. Hierbij stonden twee kinderen met elastieken om hun benen terwijl een derde in patronen sprong.
Zelf op avontuur gaan was heel normaal. Kinderen stapten op hun fiets en reden zonder helm lange afstanden naar onbekende plekken. Of het nu ging om een dicht bos, een kabbelend beekje of een open veld, ze beleefden avonturen waarvan hun ouders meestal niet precies wisten waar ze waren.
Lees verder op de volgende pagina