Slechts 2% kraakt deze ogenschijnlijk simpele basisschoolrekensom – lukt het jou?

Een rekensom kan in eerste instantie belachelijk simpel lijken. Vier getallen, een paar bewerkingen — appeltje-eitje, toch? Toch zorgen juist die ‘makkelijke’ opgaven vaak voor verwarring. Kijk maar naar dit bekende voorbeeld dat je vaak online en in de klas tegenkomt:

Hoeveel is: 10 – 10 × 10 + 10?

Hier gaat het vaak mis: je rekent van links naar rechts en vergeet de volgorde van bewerkingen. En precies die regels bepalen het eindresultaat.

De uitkomst

Met de bewerkingsvolgorde (eerst vermenigvuldigen, daarna pas optellen en aftrekken) pak je het zo aan:

Je rekent eerst 10 × 10 = 100, dus: 10 – 100 + 10. Dat maakt 20 – 100, en dat is -80.

Waarom dit boeiend is

Dit laat goed zien dat de volgorde alles bepaalt: een kleine misstap en je komt uit op iets heel anders. Het is een handige reminder dat structuur in de wiskunde belangrijk blijft, ook bij opgaven die er eenvoudig uitzien.